Betreft: Rm 5: 20
Vraag:
Is de wet gegeven opdat de mensen meer zouden zondigen?
Antwoord:
Deze tekst stelt ons voor een moeilijk probleem. Zo op het oog lijkt het inderdaad alsof de wet gegeven is opdat de mensen meer zonden zouden bedrijven. Dat de wet dit effekt heeft staat vast en wordt ook betuigt door Rm 7: 8-11 en 1Ko 15: 56. Maar dat is nog wat anders dan dat de wet voor dat doel gegeven zou zijn. Het is namelijk moeilijk aan te nemen dat God zou willen dat er meer gezondigd werd.
Onmogelijk is die gedachte nu ook niet helemaal, want de Here God zou dat kunnen doen om des te beter de hopeloosheid van de mens aan het licht te laten komen. Maar zoals gezegd is dat toch wel moeilijk om aan te nemen.
Daarbij komt trouwens nog bij, dat hier niet uitdrukkelijk staat ‘opdat de zonden ‘ (de misdaden) zou toenemen, maar ‘opdat de zonde (de misdaad) zou toenemen. De uitdrukking staat in het enkelvoud en dat laat ruimte om te denken aan de aard of de intensiviteit van de zonde. Dat de wet dit effekt heeft wordt ook duidelijk door de Schrift betuigd.
We lezen namelijk in Rm 4: 15 in vergelijking met 5: 14 dat de wet aan de zonde het karakter van overtreding geeft.
Zonde tegen een uitdrukkelijk verbod in, is een ernstiger zaak dan zonde zonder dat er van gebod sprake is. De aard van de zonde als het doen van de eigen wil komt er ook des te duidelijker door uit.
De Schrift constateert niet alleen dat als gevolg van het geven van de wet, de aard van de zonde des te duidelijker uitkwam, maar ze betuigt ook dat dit het doel van de wet was. We lezen in Rm 7: 13 ‘opdat de zonde bij uitstek zondig zou worden door het gebod’.
We houden het dan ook op deze laatste verklaring.
Het doel van de wet was de zonde in heel haar verdorvenheid te laten uitkomen, dat dit mede gebeurde doordat er meer gezondigd werd is een bijkomende zaak, dat was geen doel in zichzelf.