Betreft: Rm 5: 21
Vraag:
Kunt u een verduidelijking van dit vers geven?
Antwoord:
Vanaf vers 12 van Rm 5 worden twee personen en de daad die elk verricht heeft tegenover elkaar gesteld. Enerzijds is er Adam, die overtreden heeft en door wiens daad de dood is gaan heersen. Anderzijds is er de Heer Jezus, die gehoorzaam geweest is tot de dood en die het oordeel van God heeft ondergaan. Door dit laatste is het voor God mogelijk om genade te bewijzen en zondaren te rechtvaardigen en hen het eeuwige leven te schenken.
Het slotvers van dit hoofdstuk, vers 21, geeft nu een samenvatting van het voorgaande waarin het kontrast heel duidelijk uitkomt.
Enerzijds spreekt dit vers over:
-de zonde (die door Adam in de wereld is gebracht, vs.12).
-die als koning heerste (zie vs.14)
-in de dood (ze bracht de dood met zich mee en die ging door tot alle mensen, zie vs.12 en 14).
Anderzijds is er volgens vers 21:
-de genade (die God bewijst in Jezus Christus, vs.15).
-die heerst (en over de zonde triomfeert)
-door rechtvaardigheid ten eeuwigen leven door Jezus Christus onze Heer
(zie vs. 17 b).
De genade verdoezeld de zonde dus niet, maar schenkt op rechtvaardige grond rechtvaardiging aan elke zondaar die in Jezus Christus gelooft. Ze voert dus niet tot de dood, maar ten eeuwigen leven en dat niet op grond van iets, dat de mens doet, maar door Jezus Christus.