Betreft: Rm 7: 7 (b)
Vraag:
Adam heeft toch door begeerte het gebod van God overtreden, hoe kan Paulus dan schrijven dat hij/wij de begeerte niet gekend zouden hebben als de wet niet gezegd zou hebben: ‘Gij zult niet begeren’?
Antwoord:
Even een kleine correctie: in 1 Tm 2: 14 staat dat niet Adam verleid is, maar Eva. Adam zondigde om zo te zeggen om zijn vrouw. Maar hij staat natuurlijk net zo goed verantwoordelijk.
In Gn 3: 6 wordt gezegd, dat de boom begeerlijk was om verstandig te maken. De begeerte speelde dus inderdaad een rol. De begeerte was er dus al voordat de wet gegeven werd. Zo was er ook al zonde voordat de wet gegeven werd. Daarover gaat het in Rm 7 echter niet. Het betreft niet de zonde als verkeerde daad, maar de zonde als macht in de mens. Die zondemacht wordt door de wet in zijn boosheid openbaar. Zo is het ook met de begeerte. Vóór de wet begeerde men ook verkeerde dingen, maar de wet liet zien dat de begeerte op zichzelf al zonde was en een uiting van de zondemacht in ons. Het was dus al zonde zonder dat men de daad – het toeëigenen van de zaak die men begeerde- pleegde. Zo zegt de Heer Jezus dat het zien naar een vrouw om haar te begeren, d.w.z. haar in bezit te nemen, al overspel is.