Betreft: Rm 10: 19 en Dt 32: 21
Vraag:
Waarom houdt u zich niet aan de Schrift bij de
vraagstelling, want in Dt 32: 21 komen wij het woord jaloersheid niet tegen?
Antwoord:
De vraagstelling is inderdaad enigszins verwarrend, maar dat ligt gedeeltelijk aan de vertaling. Het volgende is aan de hand:
De Statenvertaling heeft in Rm 10: 19 het woord ‘jaloersheid’, maar gebruikt in Dt 32: 21 het woord ‘ijver’.
Uit het verband in Dt 32 blijkt echter duidelijk, dat het niet om een goede ijver voor God gaat, maar om naijver ofwel jaloersheid.
Dat blijkt namelijk uit het slot van het vers, waar sprake is van ’tot toorn verwekken’. Dat dit de bedoeling is, wordt dan nog bevestigd door Rm 10: 19 waar men wel het woord jaloersheid heeft staan.
De nieuwe vertaling heeft in beide teksten het woord ‘naijver’ gebruikt.
Nu hebben we het gebruikelijke woord ‘jaloersheid’ (nog beter
‘jaloezie’) uit Rm 10: 19 in de Statenvertaling als term genomen, maar dat geeft inderdaad verwarring.