Romeinen 14:01 Hoe is iemand een zwakke of sterke in het geloof geworden?

Betreft: Rm 14: 1

Vraag:

Hoe is iemand een zwakke of sterke in het geloof geworden?
Komt het verbod om vlees te eten net zo goed van God als het gebod om wel vlees te eten?
Of komt het neer op eigen inzicht en zijn er vele wegen die tot God leiden?
Mag een zwakke in het geloof een sterke iets verbieden omdat hij er door ten val gebracht wordt of dat het hem irriteert?

Antwoord:

Zwak of sterk:
Het zwak of sterk zijn in het geloof heeft hier niets te maken met het vertrouwen op God wat onze zaligheid betreft. Het heeft ook niets te maken met het geloofsvertrouwen, dat God elke dag van ons leven voor ons zorgt. Het heeft wel te maken met het geloofsinzicht, de geloofskennis hoe we bepaalde zaken te beschouwen hebben.
Als een heiden pas bekeerd was kon het zijn, dat hij het vlees van een dier dat aan de afgoden was gewijd (als offer) niet durfde eten omdat hij meende dat er toch wat bijzonders met dat vlees was of dat hij door het te eten besmet werd.
Leerde zo iemand nu inzien, dat een afgod niets is en dat er met dat vlees niets aan de hand was, dan werd hij van een zwakke een sterke in het geloof. Hij moet dat dan wel innerlijk verwerkt hebben en die overtuiging moet bij hem gegroeid zijn.
Het kon natuurlijk ook voorkomen, dat iemand dat al direkt met zijn bekering inzag en dus direct al sterk in het geloofsinzicht was.

Verbod-gebod:

In feite is er geen verbod van God om vlees te eten. We mogen alles eten (1Tm 4: 3,4). Alleen bloed mogen we niet nuttigen Hd 15: 20,21).
Als ik echter vlees van een offerdier zou eten in het bijzijn van een ‘zwakke’ broeder, die daardoor er toe komt dat vlees ook te eten terwijl zijn geweten er eigenlijk niet rustig onder is, dan handel ik fout. (tenminste: als ik dat weet). In zo’n situatie zal ik het vlees-eten nalaten.
God vraagt van ons namelijk onze broeder en zuster lief te hebben en ze te dienen. Dit eten of niet eten van het vlees is inderdaad een kwestie van in je geweten tenvolle overtuigd zijn.

Privé-houding: als iemand meent geen wijn te mogen drinken dan moet hij geen wijn drinken. Heeft iemand er echter volle vrijmoedigheid toe, laat hij een glas wijn drinken (maar dan wel oppassen om er niet teveel van te nemen, Noach!!).

In gezelschap: als er bij een maaltijd broeders of zusters zijn, die zwak zijn wat het drinken van wijn betreft, dan moeten de sterken het drinken van wijn nalaten, terwille van die zwakken.
Als een gastheer wijn wil gaan schenken dan moet hij dat zeker niet doen als hij weet, dat er onder gasten zich ex-verslaafden bevinden.
Naar mijn overtuiging moeten we ons ook van wijn drinken onthouden ook als iemand echt vindt dat het zondig is, maar hij er zelf niet door ten val gebracht wordt. Je wilt je broeder en zuster toch immers terwille zijn en een goede sfeer scheppen?! Het heeft dan niet te maken met de kwestie van struikelen, maar is een zaak van wellevendheid om een ander niet onaangenaam te wezen.
Als het gaat om roken ligt de zaak veel gevoeliger. Ten eerste moet je je gezondheid niet schaden en veel roken doet dat wel. In gezelschap moet je het beslist niet doen dan met algemeen goed vinden, want je dwingt een ander indirect tot meeroken.

Vele wegen naar Rome:

De uitdrukking ‘er zijn vele wegen die tot God leiden’ is op zichzelf al onjuist en in dit geval helemaal niet van toepassing.
Er is namelijk maar één Weg tot God en dat is Jezus Christus en die Gekruisigd en opgestaan. Er is maar EEN evangelie.
Wat de levenswandel betreft zijn er bepaalde voorschriften, die voor ons allen in dezelfde mate gelden. Denk b.v. aan het verbod van hoererij, laster e.d. Nooit kan iemand zeggen: jij meent niet te mogen lasteren, maar ik mag dat wel, mijn geweten staat me dat toe.
Er zijn echter ook zaken, die God aan het persoonlijk geweten van iedere gelovige overlaat en daartoe behoort o.a. het eten van offervlees, het drinken van wijn, de vraag hoe we de zondag besteden: of we op die dag mogen fietsen, autorijden, schaatsen, e.d.

Verbod opleggen:

Als iemand een zwakke in het geloof is dan zal hij niet eisen, maar vriendelijk vragen om bijv. geen wijn te schenken. En wij zullen met zijn verzoek rekening houden.
Als iemand gaat eisen, dan zou ik tegen hem zeggen: ‘Dat je eisen gaat stellen en een verbod gaat opstellen, hoort natuurlijk niet, maar toch zal ik rekening houden met je bezwaren. Vurige kolen op zijn hoofd hopen, zegt de Schrift.
Iemand ergeren in de zin van irriteren is niet hetzelfde als ergeren in de zin van doen struikelen. We zullen natuurlijk ook onze medegelovigen niet bewust willen irriteren. Deze gelovigen moeten zich echter afvragen of hun irritatie wel terecht is. Of dat ze uiteindelijk anderen willen dwingen naar hun eigen normen te leven.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies