Betreft: Rm 14: 3
Vraag:
Kunt u eens duidelijk uitleggen wat nu precies het gevaar voor een ‘zwakke’ en voor een ‘sterke’ broeder is in hun verhouding tot elkaar?
Antwoord:
De zwakke broeder is zwak wat inzicht betreft, niet per se wat geloofsvertrouwen aangaat. Hij meent dat hij iets niet mag eten of doen, terwijl daar op zichzelf niets kwaads aan is.
De sterke broeder is sterk wat inzicht betreft, maar hij kan wel weinig geloofsvertrouwen hebben. Hij ziet bijvoorbeeld in dat aan vlees eten niets verkeerds is.
Het gevaar van de sterke broeder, in ons vers aangeduid als ‘hij die eet’ is dat hij de zwakke in het geloof minacht. Zo in de zin van: ‘Wat een stumper! Die ziet nog niet eens dat er met dat offervlees (wijndrinken, op zondag fietsen, enz.) niets aan de hand is…!’
Het gevaar voor de zwakke broeder, in ons vers aangeduid als ‘hij die niet eet’ is dat hij de sterke in het geloof veroordeelt. Zo in de zin van: ‘Die broeder X is een christen van niks. Hij eet nota bene offervlees (drinkt wijn, fietst op zondag).