Samenwonen

Vraag:

(1) Twee ongelovigen hebben jarenlang samengewoond. Nu komt een van hen tot bekering, moet deze de ongelovige partner nu verlaten omdat hij/zij niet onder een ongelijk juk met een ongelovige mag zijn? Of zijn beiden voor God getrouwd en mag verlating alleen plaatsvinden als de ongelovige partner niet bij de gelovige partner wil blijven?
(2) Als je elkaar trouw belooft en aan de buitenwereld vertelt wanneer je gaat trouwen, dan ben je voor God toch al getrouwd? Dan kun je toch ook al beginnen met samenwonen. In de Bijbel kan ik nergens vinden dat dat het op deze wijze niet mag.

Antwoord:

(1) Het probleem is in dit geval hoe we samenwonen hebben te beschouwen en dat is niet zo’n eenvoudig probleem.
Er bestaan zeker een drietal meningen te weten:
a. Elk sexueel contact maakt twee mensen tot een eenheid en moet gezien worden als een verbintenis. Samenwonen is dus zeker een verbintenis die als een huwelijk moet worden beschouwd.
b. Samenwonen betekent ontucht. Van een vaste verbintenis in de zin van een huwelijk is alleen sprake als er een officiële huwelijkssluiting heeft plaatsgevonden.
c. Het hangt van de aard van het samenwonen af of we in wezen met een huwelijksverbintenis te doen hebben.

Commentaar bij elk van deze opvattingen:
ad a. De voorstanders van deze mening baseren zich op 1 Ko 6:16. De konsekwentie zou zijn, dat een zondige daad als overspel het huwelijk met de eigen partner zou verbreken en een huwelijk met de ander in het leven zou roepen. Een huwelijk voor God zou dan gebaseerd zijn op een zonde. Ja, als iemand met een hoer contact heeft gehad zou dat betekenen dat hij met haar getrouwd was. Maar dat kan natuurlijk nooit Gods bedoeling zijn. 1 Ko 6:16 geeft niet aan dat er in feite van een huwelijk sprake is, maar dat men een handeling verricht, die alleen in het huwelijk thuis hoort. Let erop dat er staat, dat men in zo’n geval met een hoer ‘een lichaam’ is, maar God wil dat man en vrouw tot één vlees zijn en dus een werkelijke eenheid vormen.
ad b. deze mening schiet door naar een ander uiterste. Hier hangt alles af van een huwelijkssluiting. Men acht dat er slechts sprake is van een huwelijk als aan drie dingen wordt voldaan:

  • dat de man officieel zijn vader en moeder verlaat. Van gezinslid wordt hij nu hoofd van een ander gezin dat hij sticht.
  • dat hij zijn vrouw aanhangt. Dat houdt belofte van trouw in om voortaan samen door het leven te gaan.
  • dat daarvan ook naar buiten toe duidelijk kennisgegeven wordt door een huwelijkssluiting, hoe die sluiting dan ook mag plaatsvinden, en hoe het huwelijk dan ook geregistreerd wordt.
    De konsekwentie is dat als men al jaren als man en vrouw samen leeft en zelfs kinderen verwekt heeft, er toch principieel niet van een huwelijk sprake zou zijn en men uit elkaar kan gaan zonder dat er in feite sprake is van echtscheiding.
    Waar de eerste mening de betekenis van de geslachtsdaad overtrekt, daar overtrekt men hier de betekenis van de huwelijkssluiting.

ad c. de derde mening gaat niet uit van vanzelfsprekendheid naar de ene of de andere zijde, zoals mening a en b doen, maar maakt onderscheid in de diverse gevallen. En wel als volgt:

  • . als twee mensen bij elkaar in trekken om sexueel contact te hebben, zonder beloften van trouw, zonder een duurzame verbintenis op het oog te hebben, dan is er enkel sprake van ontucht. Na een paar maanden of langer trekken ze bij een ander in. Het gaat dan enkel om de sex.
    -. als twee mensen bij elkaar intrekken, de ouders daarvan in kennis stellen, elkaar trouw beloven en in feite een ‘proefhuwelijk’ aangaan, dan zal zo’n verbintenis m.i.als een huwelijk beschouwd moeten worden. De vraag blijft dan nog of dit een goede manier van huwelijkssluiting is. Daarover straks meer.

Wanneer twee ongelovigen getrouwd zijn en een van de beide partners komt tot bekering, dan vormt men een ongelijk span, maar dat is volgens de Schrift voor de gelovige geen reden om de partner te verlaten. De Schrift gaat er in 1 Ko 7 vanuit dat de gelovige bij de ongelovige blijft, tenzij deze het huwelijk niet meer in stand wil houden en op een scheiding aanstuurt. In dat geval zal de gelovige daarin bewilligen en is hij of zij niet meer gebonden.

In geval van een samenwonen in de zin van hierboven onder ad c laatste alinea genoemd, lijkt mij dit voor een dergelijk samenwonen ook te gelden.

Voor de beoordeling van elk geval zal men dus de achterliggende motieven en de praktijk van het samenwonen moeten toetsen.
Deze mening geef ik in alle voorzichtigheid, want nogmaals: het probleem of een bepaalde wijze van samenwonen ook een huwelijk is, is niet zo eenvoudig.

(2) Bij dit punt eerst dit: de vraag is niet of we in de Bijbel niets kunnen vinden dat zegt dat het niet mag. De vraag is of de Bijbel zegt dat het wel mag.
In de Bijbel vinden we bijvoorbeeld nergens een uitdrukkelijk verbod van polygamie Maar er zijn genoeg aanwijzingen te vinden, dat veelwijverij niet naar Gods gedachten is. Daarbij wil ik nog opmerken, dat een christen niet leeft bij uitdrukkelijke geboden en verboden, maar bij het geheel van het Woord van God.

Wat nu de vraag betreft het volgende: In de Schrift vinden we altijd dat sex geplaatst wordt op het terrein van het huwelijk. Bij elkaar intrekken is nog altijd geen huwelijk sluiten.

De huwelijksinstelling van Gn 2: 24 begint met het punt dat een man zijn vader en zijn moeder verlaat. Dat betekent niet dat hij op kilometers afstand van hen gaat wonen, maar dat hij het gezinsverband van vader en moeder verlaat en nu een nieuw gezinsverband gaat vormen met de vrouw die hij aanhangt.

Hoe dit verlaten van de ouders en het aanhangen van zijn vrouw bekend gemaakt wordt is een zaak van tweede orde. Dat gebeurde oudtijds binnen het familieverband (denk aan Jacob bij Laban) of stamverband. Bij Boaz en Ruth gebeurde het ten overstaan van de oudsten van de stad. Later speelde het huwelijk zich af in de synagoge en in het christendom in de kerk. Vanaf Napoleon is het een zaak van de stedelijke overheid die de burgerlijke stand bijhoudt. Het huwelijk is een sociale aangelegenheid en de maatschappij heeft er recht op te weten wie getrouwd zijn. Of men bij een huwelijk een bruiloft wil vieren of niet, is een bijkomende faktor. De zaak waar het om draait is deze dat een man en vrouw samengaan en dat duidelijk bekendmaken. Van die twee zegt God dan dat ze tot één vlees zullen zijn, zowel geestelijk als lichamelijk.

Dat in de Bijbel over vóórechtelijk verkeer altijd in negatieve zin gesproken wordt, zien we bijv. in Gn 34. De broers van Dina spreken over ‘een schandelijke dwaasheid in Israël’ (Gn 34:7) en Mozes zelf geeft daarbij als commentaar ‘want zoiets doet men niet’. Ook Tamar laat zich zo uit tegenover Amnon die gemeenschap met haar wil hebben (2 Sm 13:12). Nu kan men zeggen dat het in die gevallen gaat om verkrachting, maar zo simpel licht het toch niet. Dina blijkt in het huis van Hemor te verkeren en het is moeilijk voor te stellen dat ze daar gevangen gehouden werd. Het is dus heel de vraag of ze wel helemaal schuldeloos in deze affaire is. En Tamar wil wel met Amnon trouwen, ze heeft dus geen bezwaar tegen geslachtelijk verkeer met hem, maar dan pas na een huwelijk.

Verder zien we dat van een ondertrouwd meisje altijd verondersteld wordt dat ze maagd is tot aan het huwelijk. Zie bijv. Dt 22:23 en denk aan Lk 1:34. Beloven te trouwen is nog altijd niet daadwerkelijk een huwelijkssluiting.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies