Vraag:
Mag je uit Rm 13:1-7 en 1 Tm 2: 2 de conclusie trekken, dat wij op een christelijke partij moeten stemmen?
Antwoord:
Uit deze teksten kun je niet eens opmaken dat een christen moet stemmen en dus ook niet dat een christen op een christelijke partij moet stemmen.
De genoemde teksten zeggen slechts dat we aan de overheid gehoorzaam moeten zijn en dat we voor overheidspersonen zullen bidden.
Verder zegt Rm 13 dat de overheid een dienares van God is. Paulus zegt het daar van de heidense Romeinse overheid uit zijn dagen. Om als overheid dienares van God te zijn, behoeft die overheid dus niet per se christelijk te zijn.
Of een christen moet stemmen en op wat voor partij wordt door andere factoren beslist. De grote vraag is of politieke activiteit de roeping van een christen is. Er zijn tenminste twee standpunten mogelijk:
Vele christenen zien het als hun roeping door te stemmen en door eventueel zitting te nemen in de volksvertegenwoordiging het christelijk geluid in de politiek te laten horen en zo mogelijk invloed ten goede uit te oefenen.
Andere christenen menen dat politieke activiteit niet in overeenstemming is met het vreemdelingschap dat we volgens de Schrift hebben.
Dat betekent niet dat ze met de overheid niets te maken hebben. Ze hebben de overheid onderdanig te zijn en dat geldt zowel een democratische als een dictatoriale overheid. Als je als vreemdeling in een vreemd land verkeert, heb je je aan de regels van de overheid daar te onderwerpen, maar je hebt er geen regeringsbevogdheid of roeping tot deelname aan de politiek.
In een democratie heeft de mens stemrecht, maar je kunt niet zeggen dat God de democratische regeringsvorm heeft ingesteld en dat een christen daarvan dus gebruik moet maken. We moeten de overheid onderdanig zijn, maar er staat – bij mijn weten – nergens dat wij de overheid te vormen hebben.
Trouwens als we dat wel doen dan gaan wij ongelovigen dwingen (met democratisch ‘geweld’) om te leven naar onze normen en waar staat in de Bijbel dat dat onze roeping is? Neem dit voorbeeld: een christenburgemeester uit een zware calvinistische hoek zal op zondag het zwembad dicht willen hebben. Als hij voldoende aanhang heeft in de gemeenteraad dwingt hij dus de niet-christen om op zondag niet te zwemmen. Maar hebben wij volgens de Bijbel de taak om dat te doen?
Als er zo’n verbod komt, nemen de niet-christenen de auto en gaan ze in een naburige plaats zwemmen. Volgens de normen van zo’n burgemeester begaan ze dan een dubbele zondagsontheiliging.:autorijden en zwemmen.
Vaak zegt men dat christenen moeten stemmen om het christelijk getuigenis in de volksvertegenwoordiging uit de dragen. Maar om het christelijk getuigenis te laten horen hoef je nog niet aan de politiek deel te nemen en zitting te nemen in de tweede kamer. Het vroegere kamerlid Algra heeft eens gezegd, dat als een christelijke partij geen regeringsverantwoordelijk – heid wil dragen en ‘geen vuile handen wilt maken’, maar enkel getuigenis partij wilt zijn, ze dan niet aan het politieke leven moet meedoen. Dat getuigenis kun je namelijk ook wel op andere wijze geven. Van zijn CDA gezichtspunt uit gezien had hij gelijk.
Anderen menen echter (zoals al aangegeven) dat een christen door het stemrecht een verantwoordelijkheid heeft om daarvan gebruik te maken. Van dit onderwerp kunnen we zeggen, dat ieder voor zijn eigen geweten moet overtuigd zijn van wat hij doet.