Twijfel

Betreft: Twijfel (Jak. 1: 6-8)

Vraag:

God kent ons toch, hoe kan God dan iemand die onzeker is zo radikaal buitensluiten? Hij vergeeft toch ook je twijfels in je geloof?

Antwoord:

Twijfel over verhoring van gebed
In Jk 1: 6-8 gaat het niet om twijfel aangaande het eeuwig behoud, maar om twijfel bij het bidden om bepaalde zaken, in dit geval bidden om wijsheid. De vraag is nu wat Jakobus met twijfel bedoelt. Beter gezegd: welke grond de twijfel heeft.
Als iemand bidt om wijsheid, maar hij gelooft niet dat God hem die geven kan of dat God ooit gewillig is te horen, dan moet hij niet menen dat God zijn gebed verhoort. Hij staat dan niet recht, niet oprecht voor God.

Jakobus stelt in zijn brief niet ‘flinke’ gelovigen tegenover ‘zwakkeren’, maar oprechte gelovigen tegenover onoprechte. Let maar op de tegenstellingen in de brief. Lees bijv. Jk 4:1-3. Jakobus doelt op de twijfel van ongeloof.
Nu komt er in Jk 1: 6-8 nog wel iets bij. Een gebed om wijsheid is namelijk altijd in overeenstemming met Gods gedachten. Als we bij zo’n gebed twijfelen of God wel verhoren zal, dan twijfelen we aan zijn goedheid. Dan staan we net zo min recht voor God als wanneer we zouden twijfelen aan Zijn macht.
Gelukkig wil God ons die twijfel vergeven, maar dan moeten we wel tot onszelf inkeren en die twijfel als zonde voor God belijden en oordelen.

We moeten deze twijfel waardoor God onteerd wordt, onderscheiden van onzekerheid bij ons bidden omdat we niet precies weten of God verhoren zal. We twijfelen dan niet aan Zijn almacht of aan Zijn goedheid. We zijn alleen in onzekerheid of het wel juist is wat we bidden en of God het wel nuttig acht het ons te geven.. Dat is geen kwestie van ongeloof. De drie vrienden van Daniël wisten niet wat God over hen beschikken zou (Dn 3:17,18), maar ze twijfelden niet aan God en gaven alles over in Zijn hand. Bij het bidden zullen we altijd moeten denken aan het woord van de Heer Jezus: ‘Niet mijn wil, maar de Uwe geschiede’. De grote vraag is dus: waaruit komt onze twijfel voort: uit ongeloof aan de macht en goedheid van God of uit onzekerheid over de juistheid van ons gebed.

Twijfel aangaande het eeuwig heil
De Schrift zegt, dat wie in de Zoon gelooft het eeuwig leven heeft en niet in het oordeel komt (Jh 5: 24). Van zijn schapen zegt de Heer Jezus: ‘Zij zullen niet verloren gaan’ (Jh 10: 28). Op dat Woord kunnen wij vertrouwen. De grote vraag is of we werkelijk als verloren zondaars tot God zijn gegaan, onze schuld voor Hem hebben erkend en geloven dat Jezus Christus voor ons aan het kruis het oordeel van God gedragen heeft. Als dat zo is dan mogen we weten behouden te zijn. Als er twijfel in ons hart opkomt, moeten we die oordelen.

Nu kunnen er verschillende redenen voor twijfel aan ons behoud zijn. De eerste is dat we op ons zelf zien. We merken op dat er nog verkeerde dingen bij ons opkomen. Wel, we zullen dan moeten leren inzien, dat we na onze bekering nog steeds ‘het vlees’ in ons hebben. Dat behoeft ons niet te verontrusten. De Schrift houdt ons voor dat dat zo is. De Bijbel leert ons echter ook dat we ons voor de zonde dood moeten rekenen (zie Rm 6). Het constateren van de zondemacht in ons behoeft ons niet te verontrusten. We moeten die zondemacht echter niet over ons laten heersen.

Een tweede oorzaak kan liggen in onze lichamelijke toestand. Als we erg ziek of zwak zijn kunnen we gedeprimeerd raken en alles somber inzien. Onze zwakke toestand kan dan invloed uitoefenen op ons geestelijk leven. Wat anders is dat ons geestelijk leven niet afhankelijk is van onze lichamelijke toestand. Met Gods hulp kunnen we daar bovenuit komen.

Uiteraard zullen we moeten beseffen, dat satan altijd zal proberen twijfel in ons hart te zaaien. We zullen hem dan moeten weerstaan en, zegt de Schrift: ‘hij zal van u vlieden’ (verg. Jk.4: 7; Ef 6:11-13; 1 Pt 5: 8, 9). Met al onze zwakheid, met onze twijfels mogen we naar onze hemelse Vader gaan, zoals een kind op aarde naar zijn vader gaat. Eenvoudig kinderlijk het de Heer vertellen en Hem vragen die twijfel van ons weg te nemen of te houden.

Wij vinden ons soms te slecht om een kind van God te zijn. We vallen onszelf tegen. Laten we dan bedenken dat we voor God niet te slecht zijn. Hem vallen we nooit tegen, Hij weet precies wie we zijn. Zij die meer hierover willen weten raden we aan het boekje ‘Veilig, Zeker, Gelukkig’ aan te schaffen, dat voor duizenden tot zegen is geweest.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies