In een bepaald ‘e-mail-circuit’ is een discussie ontstaan over wat gewoonlijk het vallen in de Geest wordt genoemd en hoe men zou reageren als zoiets in ‘onze’ samenkomsten zou plaatsvinden. Van deze discussie wil ik graag het een en ander weergeven met enkele aanvullingen erbij. In de eerste plaats gaat het dan om het vallen in de Geest op zichzelf, in de tweede plaats om het achterovervallen.
Wat verstaat men onder vallen in de Geest?
Nu moeten we bedenken dat de Schrift niet spreekt over een vallen in de Geest. Het is dus wenselijk om vooraf aan te geven wat men onder vallen in de Geest verstaat. Welnu, het betreft een gebeuren in een godsdienstige sfeer waarbij men niet meer op zijn benen kan blijven staan en bezwijmd neervalt. Men gaat er vanuit dat dit gebeurt onder de werking van de Heilige Geest. Dit laatste is het punt waar het in de discussie om draait.
Op een bepaald moment heb ik mij in de discussie gemengd en mijn opvatting in een elftal punten weergegeven.
Positiebepaling in elf punten
1) We moeten niet uit een zekere angst alles afwijzen wat anders is dan dat wat we tot nu toe in onze bijeenkomsten gewend zijn. Zulke veranderingen kunnen als bedreigend worden ervaren en daarom bij voorbaat worden afgewezen omdat men alleen wil blijven bij het vertrouwde, het bekende. Zo’n instelling is niet juist, er zijn namelijk wel tradities ingeslopen waarvoor we geen vaste basis in de Schrift hebben;
2) Bepaalde veranderingen, toevoegingen e.d. moeten wel eerst in goede harmonie besproken worden. Wat iemand in zijn persoonlijk leven met de Heer doet, is voor zijn eigen verantwoording, maar men mag niet de broeders en zusters voor een voldongen feit stellen. Veranderingen moet men niet op voorhand afwijzen maar daarvan geldt wel de vaak misbruikte, maar toch veelzeggende uitspraak ‘ laat alles welgevoeglijk en met orde gebeuren’ (1Ko 14: 40). De brs. en zrs. moeten gelegenheid gehad hebben zich over in te voeren zaken een oordeel te vormen;
3) Er zijn diverse bijbelse voorbeelden aan te voeren dat mensen niet meer op hun voeten konden blijven staan toen God zijn macht en heerlijkheid openbaarde ofwel dat ze bij bepaalde indrukwekkende gelegenheden zich op hun aangezicht wierpen of lieten vallen.
Toevoeging: Denk aan Abraham toenj God met hem sprak (Gn. 17: 3 St. vert.); het volk Israël als de heerlijkheid des Heren aan hen verscheen (Lv. 9: 24); Mozes en Aaron als God aankondigt Korach en de zijnen te verdelgen (Nm 16: 22, verg. ook vs 45 en Nm 20: 6); Jozua als een engel hem verschijnt (Jz. 5: 14, verg. 7: 6) Manoah en zijn vrouw (Ri13: 20); het volk op de Karmel (1Kn. 18: 39); Ezechiël in diverse situaties (Ez.1: 28; 3: 23; 9: 8; 43: 3; 44: 4) ; Daniël (Dn. 8: 17, verg. ook 2: 46).
In het N.T treffen we we het aan bij: de discipelen op de berg van de verheerlijking (Mt17: 6); de melaatse Lk 17:: 16, verg. 5: 12); Maria (Jh11: 32); de oudsten in de hemel (Op7: 11; 11: 16).
Een heel treffend gebeuren wordt aangegeven in 1Ko.14: 25. Daar wordt de mogelijkheid geopperd dat een onkundige die de samenkomst van de gemeente betreedt zo getroffen wordt door wat hij meemaakt dat hij op zijn aangezicht neerrvalt en God aanbidt.
We kunnen alleen maar wensen dat zoiets in ons midden zou gebeuren!!
Al wordt in de bovenaangegeven gevallen niet letterlijk gesproken over vallen in de Geest zo is het toch wel zo, dat er een sfeer is waarin de Geest mensen tot een dergelijke handeling kan brengen.
Tegen de uitdrukking ‘vallen in of door de Geest’ hoeven we op zichzelf dus geen bezwaar te maken.
4) Wat anders is of het achterover vallen een bijbelse zaak is.
In charismatische kringen gebeurt dat en daarbij valt men bezwijmd neer. Hiertegen valt het volgende in te brengen:
Van de innerlijke werking die de Geest op iemand heeft, kunnen omstanders zich niet op de hoogte stellen. Om een oordeel te vormen over wat er gebeurt, is men van afhankelijk. Daarbij gaat het niet slechts over de vraag of iets uit God of uit de duivel is. Er is nl. nog een derde mogelijkheid en wel dat iets uit de mens voorkomt. We moeten bepaalde zaken waar we ernstige bedenkingen tegen hebben niet zonder meer aan de duivel toeschrijven en evenmin zaken die we wel mooi vinden op Gods conto schrijven;
5) De manier waarop men valt, legt hier wel degelijk gewicht in de schaal. Wanneer iemand achterover valt kan hij zijn val moeilijk met zijn handen ‘dempen’, het is naar mijn smaak een ‘ontluisterend ‘ gebeuren iemand zo tegen de vlakte te zien gaan. Nooit lezen we in de Schrift dat iemand achterovervallend God verheerlijkt. Dat wil niet zeggen dat het gebeuren op zichzelf niet tot eer van God kan zijn. Als de mannen in de hof van Gethsemané
Jezus willen gevangen nemen, deinzen ze terug en vallen op de grond. We mogen aannemen dat dit terugdeinzen gepaard met vallen, inhoudt dat ze achterover vallen. Dat was voor hen hoe dan ook een ontluistering maar het gebeuren zelf was tot eer van God en van de Heer;
6) Bij vallen op het (aan)gezicht is er in bijna alle gevallen die de Schrift noemt, sprake van een zich neerbuigen of neerwerpen waarbij de houding op zichzelf al eerbied uitdrukt, maar dit nog versterkt wordt door wat er verder vermeld wordt (zie de in de toevoeging onder 3 genoemde Schriftplaatsen). Daarbij gaat het nooit om een in zwijm vallen, maar om een welbewuste handeling.
7) Het vallen op zijn (aan)gezicht betekent niet dat men zich pal op zijn gezicht laat vallen zodat er verwondingen zouden ontstaan. Het is een standaarduitdrukking voor een zich neer laten vallen of snel buigen waarbij de handen de val sturen en men het gelaat
op de grond laat rusten.
8) Daarnaast lezen we vaak over het voor iemand neervallen aan diens voeten of knieën . Ik noem (nog) een(s) aantal teksten: Mt.2: 11; 17: 14; Mk1: 40; 5: 22,33; 7: 25; 10: 17; Lk5: 8; 8: 41; Jh11: 32; Op19: 10. In al deze gevallen drukt de houding eerbied uit. Nergens treffen we zoiets aan in verband met achterover vallen;
9) Twee bijzonder gevallen vinden we in Dan.8: 18 en 10: 9 . We lezen daar dat Daniël ter aarde valt. Dit zou de indruk kunnen wekken dat de profeet in elkaar zakt en er van een houding van eerbied geen sprake is. Het is echter de vraag of dit zo bedoeld is. Als er gestaan had dat Daniël bezwijmd viel (verg. Hd. 9: 4) dan zou deze gedachte voor de hand liggen, maar de vermelding dat hij ter aarde viel -zoals gezegd een standaarduitdrukking in de Schrift -, geeft m.i. aan dat hij niet zomaar buiten bewustzijn in elkaar zakt, maar dat hij toch nog zover bij bewustzijn is dat hij zijn val kan sturen;
10) Een andere bijzondere vermelding vinden we in Op1: 17 waar staat dat Johannes als dood aan de voeten van de Heer valt. Deze uitdrukking is sterker dan die in Dan.8: 18 en 10: 9 maar toch moeten we niet denken aan een val waarbij Johannes met zijn gezicht op de grond valt of aan de voeten van de Heer neerrolt. De tekst sluit een bewust neervallen of neerzijgen niet uit.
N.B. In diverse gevallen waar de St.vert. spreekt van neervallen, hereft de NBG vertaling neerwerpen
11) We hebben hier (punt 9 en 10) met heel bijzondere gevallen te maken die slechts slaan op wat er met deze personen gebeurt in een privésituatie. Uiteraard kan dit ook nu nog in iemands persoonlijke verhouding tot de Heer gebeuren, maar dat is wat anders dan dat we zoiets in de samenkomst zouden moeten voorstaan. We zitten daar namelijk niet als een aantal losse individuen, maar de Heer heeft ons als een gemeenschap bij elkaar gebracht. Hiermee beperken we niet de werking van de Geest in ons midden, maar stuiten we op een regel voor de werking van de Geest te midden van de gelovigen.