Op het artikel over het vallen in de Geest is commentaar geleverd. Ik zal proberen daarvan puntsgewijze en objectief een samenvatting te geven waarbij ik mijn reactie bij elk punt laat volgen.
a) de Bijbel geeft nergens aan dat we dergelijke gebeurtenissen moeten toetsen aan de hand van de beschrijving van een ‘val’ zoals die in de Bijbel voorkomt. Dan moeten wij niet zelf er een toetsing van maken. De Schrift geeft een ANDERE maatstaf. n.l.: Aan de vruchten kent men de boom. Daarnaast zijn er nog broeders die de gave van het onderscheiden van geesten ontvangen hebben.
ad. a De Bijbel geeft dit inderdaad nergens -met zoveel woorden aan- maar de Bijbel geeft ook nooit aan dat iemand onder de werking van Gods Geest achterover valt. Ik vind de wijze waarop men valt wel een toetssteen. Ik verzin die toetssteen niet zomaar, maar beroep me op:
- het getuigenis van de Schrift dat enkel spreekt over het vallen op het aangezicht en
dat deze wijze van vallen eerbied voor God uitdrukt, - het feit dat achterovervallen een ontluisterende zaak is.
Aan de vruchten kent men de boom is een bijbelse uitspraak, maar voor mij is de wijze waarop men valt dus ook een vrucht waaraan je de boom kunt kennen. Onder ‘de boom’ versta ik dan niet alles wat er in een bepaald samenzijn plaatsvindt, maar enkel de oorzaak die achter het vallen zit.
b) Voor de satan is het een koud kunstje iemand naar bijbels voorbeeld te laten vallen. De tovenaars van Farao deden precies hetzelfde als Mozes en Aaron deden. Satan is de na-aper van God. Het maakt dus niet uit hoe men valt (behalve natuurlijk wanneer men zich een ongeluk valt).
ad b Satan is inderdaad vaak de na-aper van God, maar waar vind ik in het NT. dat Satan God na-aapt door mensen voorover te laten vallen? Overigens hoeven we niet alles aan God of aan Satan toe te schrijven, de mens is er ook nog en die heeft zijn eigen verantwoordelijkheid.
c) In de Bijbel is sprake van verschillende lichamelijke reacties. Het is een uiterlijk verschijnsel
vanwege een innerlijk gebeuren.
ad c Inderdaad, maar dat is het hem nu juist want welke factoren er innerlijk spelen of meespelen kunnen wij niet zien, we zijn dus afhankelijk van de beoordeling van het uiterlijk gebeuren.
Ik blijf erbij dat achterovervallen op zichzelf ‘ontluisterend’ is voor de persoon in kwestie en het nergens in de Schrift tot eer van God wordt aangetroffen, behalve dan als het ook als ontluisterend bedoeld is (denk aan de mannen die de Heiland wilden gevangen nemen). Dit ontluisterend karakter van een dergelijk vallen wordt niet met zoveel woorden in de Schrift aangegeven, maar wordt wel algemeen zo aangevoeld. Hier geldt m.i. de les van de ‘natuur’. Men kan in deze les in dit geval weinig vertrouwen hebben, maar ik acht ze toch heel duidelijk.
d) In het OT, in het NT, maar ook vanaf de uitstorting van de HG tot vandaag ‘vallen’ er mensen. Hier een paar voorbeelden uit de kerkgeschiedenis:
Niet alleen in de katholieke, maar ook in de protestantse traditie kwam ‘vallen’ voor. Bijvoorbeeld bij John Wesley, Jonathan Edwards, George Whitefield en Charles Finney en in Nederland in Nijkerk, maar ook in de Alblasserwaard. Er is o.a. een getuigenis van John Wesley; eveneens heeft er een gebeurtenis plaatsgevonden tijdens een toespraak van Finney en verder schrijft J.H. Gunning naar aanleiding van een verslag van een bijeenkomst in Cornwall: ‘De mensen door Gods Geest getroffen – een andere verklaring kan ik onmogelijk aannemen – vielen soms plotseling in een soort bezwijming om, vaak letterlijk, als een stok en een blok ter aarde, zonder – ook dat is merkwaardig – zich ooit ernstig te bezeren’. De betreffende personen zijn betrouwbaar genoeg om aan te nemen dat ze een juist verslag geven van wat er gebeurde.
ad d Ook ik acht de bedoelde predikers voldoende betrouwbaar om hun beschrijving van wat er gebeurde als een juiste weergave te beschouwen. Het gaat me echter om de beoordeling van wat er gebeurde en dan heb ik grote scepsis om alles wat er als verschijnsel plaatsvond aan de Geest van God toe te schrijven. Nogmaals: De Schrift kent alleen een vallen op het aangezicht en dat is (behalve bij huichelarij) tot eer van God, want de houding op zichzelf beeldt eerbied uit.
e) Wesley heeft aangegeven dat er een verscheidenheid van reacties was bij zulke manifestaties van de Heilige Geest waarbij mensen bezwijmden en gingen stuiptrekken.
1) vaak werd het ‘vallen’ gevolgd door kreten en snikken omdat het te maken had met hun bekering.
2) het ervaren van de genade vermengde zich met emoties zoals hysterie.
3) sommigen werden gekweld door demonische machten.
De genoemde predikers voldoen niet aan al onze normen, maar zijn die normen wel juist en zo ja ziet God dan niet al die menselijke zwakheid en dat menselijk gedoe van ons door de vingers en geneest en zegent Hij desondanks. Is het niet zo – ook onder ons – dat ieder die een gave heeft ontvangen en die gebruikt, dit lang niet altijd onberispelijk doet of heeft gedaan?
ad e Dat er in samenkomsten zoals Wesley aangeeft allerlei emoties loskomen neem ik graag aan, maar ik zie daarin vermenging van goddelijke en menselijke elementen. Om de beoordeling van die laatste gaat het.
Met de opmerking dat we allemaal tekortschieten in onze bediening ben ik het roerend eens en eveneens met de opmerking dat God al die menselijke zwakheid en dat menselijk gedoe van ons door de vingers ziet. Hij geneest en zegent ondanks die te korten. Maar dat neemt niet weg dat tekorten, tekorten zijn en we ze als zodanig moeten onderkennen.
We mogen een persoon zelf en het geheel van zijn dienst niet veroordelen omdat we het met een bepaald aspect van wat er tijdens zijn dienst gebeurde niet eens zijn, maar dat neemt niet weg dat we dat aspect wel mogen beoordelen. Dat geldt voor onze eigen tekorten net zo goed.
f) Het argument dat achterovervallen naar menselijke maatstaf ‘ontluisterend ‘ is kan eerder als een pré
gezien worden. Denk aan wat er gebeurde toen Christus onder aan de berg van de verheerlijking de stomme en onreine geest beval de knaap te verlaten. Er staat dan: ’terwijl de geest riep en hem hevig liet stuiptrekken, ging hij uit; en hij werd als een dode, zodat de meesten zeiden dat hij was gestorven (Mark. 9: 26)’.
Zo’n stuiptrekkende patiënt die als een dode wordt is toch wel een heel ontluisterende aanblik. We zien dat helemaal niet graag en zouden ons eerder omdraaien. Natuurlijk kan men zeggen dat er in dit geval niet vermeld wordt dat hij achterovergevallen is. Dat klopt. Maar het zou best kunnen. In ieder geval viel hij NIET naar het model dat in het artikel van JGF voorgestaan wordt. Was dit vallen nu uit God, uit de satan, of uit de mens? Het gaat erom dat hij ‘ontluisterend viel’, en dat daarom volgens de ‘norm voor het vallen’ die JGF aanvoert dit gebeuren gediskwalificeerd moet worden en dientengevolge óók de opvatting van JGF.
ad f De situatie met de maanzieke knaap is inderdaad ontluisterend, maar wie bewerkt dit ‘vallen’?
Het antwoord op die vraag staat in vers 26 ‘En terwijl (de geest) riep en (hem) hevig deed stuiptrekken, ging hij uit….’, verg. dit met vers 20 en 22 en vooral ook met Lk9: 39 en 42!! De hele bevrijding van deze jongen was natuurlijk het werk van God, maar dit vallen en stuiptrekken bewerkte God niet, evenmin is het uit de mens. Het is het werk van de geest of de demon die zijn prooi niet zomaar wil opgeven.
Dit vallen van de jongen is niet een diskwalificatie van het hele gebeuren maar van de demon die in zijn handelwijze met de jongen zijn ware aard laat zien, net zo goed als wanneer hij hem in het vuur wierp (vs. 22). Dit voorbeeld uit Mark 9 bevestigt dus juist mijn opvatting.