Van Faraday, de bekende scheikundige, wordt verteld dat hij eens een zilveren kan liet vallen in een vat met een heel sterk zuur. De kan loste op in het sterke zuur en er was niets meer van te zien.
Men vroeg zich af of de kan ooit nog weer zichtbaar te maken was en hersteld kon worden.
Velen dachten van niet, maar Faraday goot een of andere chemische vloeistof in het vat met het zuur en dat verbond zich met het zilver dat was opgelost in het zuur en het zilver zette zich af op de bodem van het vat.
Het was een vormeloze klomp zilver, maar nadat het uit het vat was gehaald kon een zilversmid er de oorspronkelijke vorm aan geven en was de beker er weer.
Dit voorval kunnen we als beeld gebruiken voor de opstanding van de mens. Het lichaam is verteerd, maar God is machtig het weer samen te stellen en te vormen tot het lichaam dat het was.