Betreft: Woning maken van Christus in het hart.
Vraag:
Kun je tegen een heel jong kind zeggen dat het mag vragen of de Heer Jezus in zijn hart wil komen wonen, terwijl het eigenlijk nog niet bekeerd is?
Antwoord:
We zien in de Schrift dat de Heer Jezus op bijzondere wijze over de kinderen spreekt. Hun engelen zien het aangezicht van God (mijn Vader) zo zegt Hij. Hunner is het koninkrijk. Uit de mond van kinderen en zuigelingen bereidt Hij zich lof.
Zulke uitspraken geven ons veel vrijmoedigheid om met kinderen over de Heer Jezus te spreken. Bij heel jonge kinderen kun je dan nog niet aankomen met zondeproblemen. We zullen ze spreken over de liefde van de Heer. Zodra ze echter kunnen vragen of de Heer in hun hart wil komen wonen dan zijn ze al ook wel zo ver dat ze wel weten ook wel verkeerde dingen gedaan te hebben. Je kunt ze zeggen dat ze dat aan de Heer Jezus mogen vertellen. Hoe diep dat dan gaat daar moeten we bij de kleintjes niet te leerstellig over doen.
Persoonlijk zou ik er niets op tegen hebben om ze te leren vragen of de Heer Jezus in hun hart wil komen wonen, maar zoals gezegd zou ik voorzichtig ook vragen of ze ook iets verkeerds hebben gedaan, ongehoorzaam zijn geweest of zo. Ofwel ik zou het erbij zeggen, dat als ze iets verkeerds gedaan hebben ze dat ook aan de Heer Jezus moeten zeggen. Je moet er natuurlijk heel kinderlijk mee aankomen, geen hel en verdoemenis, geen boze God schilderen, maar eenvoudig ze zeggen dat het anders de Heer Jezus verdriet doet, net zoals het papa en mama verdriet doet als ze ongehoorzaam bent…
Als ze dan oprecht erom vragen dan zou ik ervan uitgaan dat de Heer bij hen wil zijn en woning bij hen maakt, want dat gaat toch in eerste instantie om praktische gemeenschap (zie Jh 14:23).
Bij kinderwerk de dingen niet te zwaar dogmatisch beschouwen, dacht ik.