Ziekte – Genezing ongelovigen?

Vraag:

Werden er volgens het N.T. alleen maar ongelovigen van ziekte genezen?

Antwoord:

a. We moeten onderscheid maken tussen genezing als teken bij de prediking van het evangelie en genezing op gebed. In het eerste geval oefent zo iemand de gave van gezondmaking uit. Het betreft dan de prediking van het evangelie onder ongelovigen. Net als alle andere tekenen dient het teken van genezing als bevestiging dat de prediking een boodschap van God is (Mk16: 20; Hb 2: 3, 4). Zo’n ongelovigre komt dan tot inkeer en wordt genezen.

b. In bovengenoemd geval zal hij, die predikt en de gave van gezondmaking uitoefent zelf geloof moeten bezitten om zijn gave uit te oefenen (verg. Mt 17:19, 20). Tevens zal de prediker moeten weten of de zieke bereid is het woord te aanvaarden ofwel of hij geloof heeft om genezen te worden (verg. Hd14:9). Bij mislukking kan (mag) de prediker zich nooit ‘verschuilen’ achter het ongeloof van de betreffende patiënt. In de Bijbel lezen we trouwens nooit van mislukkingen, behalve dan in het geval van de maanzieke knaap. Maar…dat is nog voordat de Heilige Geest werd uitgestort en voordat de Gemeene werd gevormd. Je kon toen nog niet spreken van de gave van gezondmaking als een gave die aan leden van de Gemeente gegeven was. Na de Pinksterdag lezen we echter nooit van mislukkingen.

c. Bij genezing op gebed (zie Jk 5:13-20) zullen zij, die bidden geloof moeten hebben in de verhoring van hun gebed. Dit geldt ook voor de zieke. Er is alle reden om bij Jk 5 te denken aan ziekte, die een kastijding van God is vanwege een zondig leven. In vers 15 wordt dit verband nog voorwaardelijk aangeduid ‘als hij gezondigd heeft’. In vers 16 is de volgorde echter omgekeerd en worden belijdenis en genezing achter elkaar genoemd als horen ze bij elkaar. Deze gedachte wordt nog versterkt door het karakter van de brief. Jakobus schrijft aan Joden en voor hen was ziekte een kastijding des Heren vanwege afwijking (verg. Ex 15:26). Er is ook alle reden Jk 5 te verbinden met 1 Jh 5:16. In dat vers is sprake van zonde en gebed om herstel: ‘het leven geven’, behalve wanneer het zonde tot de dood betreft.
Een vologend argument is dat Elia de eerste keer bidt dat er geen regen zal vallen en dat dat gebed in verbinding staat net de zonde van het volk.

d. Voor deze opvatting van Jk 5 pleit ook, dat Paulus deze gebedsgenezing niet toegepast heeft op Trofimus, die hij ziek te Milete achterliet en ook niet op Timotheüs met zijn zwakke gezondheid en evenmin op Epafrditus, die dodelijk ziek werd bij het overbrengen van de gave van Filippi naar Rome. Evenmin heeft hij voor zichzelf deze weg om genezen te worden, toegepast. Jk 5 slaat dus niet op elk geval van ziekte, maar op ziekte t.g.v. zonde.
Evenmin heeft Paulus in de genoemde gevallen gebruik gemaakt van de gave van gezondmaking, die hij blijkens de berichten in het boek de Handelingen opgetekend, bezat.

e. Het is kenmerkend, dat in het boek de Handelingen er iedere keer gesproken wordt over tekenen wonderen die geschieden door ‘de handen van de apostelen’ (Hd 2:43; 5:12, zie ook vers 15 en 19:12). Naast hen vinden we deze tekenen alleen bij Filippus en Stefanus. We kunnen natuurlijk niet zeggen, dat God in deze tijd deze gave niet zou willen geven. Als iemand zegt die gave te bezitten, dan moet hij die wel precies zo uitoefenen als Petrus en Paulus deden. Dan moet er echt de prediking door bevestigd worden.
In deze gevallen zijn het dus ongelovigen die tot bekering komen en genezen worden.

Ik zou dat het extern gebruik van de gave van genezing willen noemen. Er is echter ook een intern gebruik mogelijk, want deze gave van genezing id blijkens 1 Ko 12 aan leden van de gemeente gegeven. Dan kan deze gave februikt worden tot vertyroosteing van de gelovigen. Iets dergelijks vinden we in hert geval dat Paulus de jongen die uit het raam gevallen was weer beter (of’ levend’ ? ) maakt .

We kunnen dus niet in zijn algemeenheid zeggen dat alleen ongelovigen van ziekte werden genezen.

Jaapfijnvandraat.nl maakt gebruik van cookies