Vraag:
De Bijbel verbiedt ons te zweren (Mt 5: 34; Jk 5:12). Is dit gebod absoluut bedoeld of niet?
Antwoord:
Aan de ene kant lezen we dat God zelf een eed gezworen heeft (Hb 6:16, 17) i.v.m. Zijn belofte aan Abraham. En ook i.v.m. het priesterschap van Jezus Christus (Hb 7: 20, 21).
Ook bij Paulus vinden we iets van een eedzwering in de woorden ‘De Heer is mijn getuige’ en ‘Ik betuig voor God en Christus Jezus en de uitverkoren engelen’ (1 Tm 5: 21).
Aan de andere kant hebben we sterke uitdrukkingen tegen het zweren zoals in de in de vraag genoemde teksten. Let daarbij op de woorden ‘zweert in het geheel niet’ en ‘uw ja zij ja’.
De toevoeging in Jk 5:12 b ‘opdat gij niet onder het oordeel valt’ lijkt echter meer het lichtzinnige zweren onder elkaar aan te duiden. Dat volgt ook uit de opsomming die de Heer geeft over niet zweren bij: ‘hemel, aarde, Jeruzalem, je hoofd’. De Joden bekrachtigden hun woorden door bij van alles en nog wat te zweren.
Er is dan ook wat voor te zeggen dat de eedsformule die de overheid ons vraagt om in bepaalde gevallen af te leggen, er niet mee bedoeld is. In dat geval zweren wij namelijk niet uit onszelf om ons woord te bekrachtigen, maar vragen anderen ons daarom. Toch lijkt het mij het veiligst in zo’n geval de gelofte af te leggen. Dan zijn we in ieder geval ‘safe’ Trouwens er is tegen de eedzwering voor de overheid nog een ding aan te voeren en dat is dat men voor overheidspersonen waarvan velen niet in God geloven en voor een overheid die zich in het overige om Gods wil niet bekommert, de naam van God aanroept op hun wens. Dit ‘vloekt’ met elkaar en daarom ook al, zou ik geen eed voor de overheid afleggen.